By Gabriela Ivanova
Many Dutch verbs have a preposition object. This means that the object of the verb is preceded by a preposition. The verbs in this group are always used with the same preposition.
For the next 13 days, I will be posting the main Dutch verbs with preposition according to which preposition they use.
Day 1 of 13
Group 1- Verbs which use aan
- zich aanpassen aan– to adapt to
- behoefte hebben aan- ton eed
- beantwoorden aan- to correspond to
- behoren aan- to belong to
- bijdragen aan- to contribute to
- deelnemen aan- to take part in
- denken aan- to think of
- zich ergeren aan- to be irritated by
- geloven aan- to believe in
- grenzen aan- to border on
- herinneren aan- to remind of
- zich houden aan- to keep to
- lenen aan- to lend to
- lijden aan- to suffer from
- meedoen aan- to join in with
- onderwerpen aan- to subject to
- ontgroeien aan- to grow out of
- ontkomen aan- to evade, to escape
- ontstappen aan- to escape from
- overlijden aan- to die from
- sterven aan- to die from
- toeschrijven aan- to attribute to
- toevertrouewen aan- to entrust to
- toevoegen aan- to add to
- twijfelen aan- to doubt
- voldoen aan- to comply with
- voorafgaan aan- to precede
- wanhopen aan- to despair of
- wennen aan- to get used to
- werken aan- to work on
- zich wijden aan- to devote oneself to