GENERAL
Good Morning / Goedemorgen
Good Day / Goedemiddag
Good Evening / Goedenavond
Good Night / Goedenacht
Hi / Hoi / Hallo /
Yes, No / Ja, Nee
Thank you very much / Dank u wel / Hartelijk bedankt
Please / Alstublieft (formal), Alsjeblieft (informal)
I don’t understand / Ik begrijp het niet
I can’t speak Dutch /Ik spreek geen Nederlands
Excuse me …/ Pardon,.. or Sorry,…
May I ask something? / Mag ik iets vragen?
Do you speak English? /Spreekt u Engels?
Would you help me please? / Kunt u mij helpen?
Could you please talk a bit slower? / Kunt u astublieft wat langzamerpraten? / Wilt u alstublieft wat langzamer spreken?
Could you repeat that please? / Kunt u dat herhalen?
I am sorry. /Het spijt me
I don’t think so . /Ik denk het niet
I don’t understand/Ik begrijp het [niet.]
I [don’t] know. / Ik weet het [niet.]
I have no idea / Ik heb geen idee.
I don’t speak … very well. / Ik spreek niet zo goed…
TIME
Do you know what the time is? / Weet u hoe laat het is?
What’s the time?/ Hoe laat het is?
DIRECTIONS
Where can I find …/ Waar kan ik … vinden?
I am lost. / Ik ben verdwaald = Ik ben de weg kwijt
CAFE/ RESTAURANT
Where is the toilet? / Waar is het toilet?
I’d like…/ Ik wil graag…
I want another cup of coffee, please. /Ik wil nog een kopje koffie, alstubllieft.
SHOPPING
How much is that? / Hoeveel kost dat ?
I want to buy it. / Ik wil het graag kopen.
Ok, I will take it. / OK, ik neem het. –
I did not order this. Ik heb dit niet besteld.
At what time do you open? / Hoe laat gaat u open?
What time do you close? / Hoe laat gaat u dicht?
May I ask something. / Mag ik wat vragen?
May I have the receipt, please. / Mag ik de bon, alstublieft?
May I have one bag, please. / Mag ik een tasje, alstublieft?
May I see the menu,please. / Mag ik de kaart, alstublieft?
TELLING ABOUT YOURSELF
My name is… / Ik heet …
I am … years old. / Ik ben … jaar (oud).
I come from …. / Ik kom uit …
I am a … (nationality) / Ik ben een …
I live in … (city) . / Ik woon in … .
I speak English. / Ik spreek … Engels.
I speak a little bit Dutch. / Ik spreek een beetje Nederlands.
I am learning dutch. / Ik leer Nederlands.
I am married (single) / Ik ben getrouwd (alleenstaand )
EXPRESSING HOW YOU FEEL
I am very sick. / Ik ben erg ziek.
I have a cold / Ik ben verkouden.
I am tired / Ik ben moe
I am happy / Ik ben blij.
I am sad/ Ik ben verdrietig
I am angry/ Ik ben boos
I am frustrated / Ik ben gefrustreerd
I am amazed / Ik ben verbaasd
I am surprised / Ik ben verrast
I am allergic to/ Ik ben allergisch voor…
I am vegetarian. / Ik ben vegetariër.
I need … / Ik heb … nodig.
I am hungry / Ik heb honger.
I am not so hungry. /Ik heb niet zoveel hunger.
I am thirsty. / Ik heb dorst.
I have pain in …/Ik heb pijn in …
I am feeling great. / Ik voel me geweldig –
I don’t feel well. / Ik voel me niet goed.
Citywordhunt Dutch 