Useful Sentences

Pronounciation: http://vocaroo.com/i/s0T2viGaY5WB

  • Je zou wat voorzichtiger moeten zijn. – You should be a bit more careful.
  • Dat moet geen probleem zijn (lijkt me). – That shouldn’t be a problem (seems to me).
  • Dat moet gemakkelijk zijn (lijkt me). – That should be easy.
  • Dat blijkt. – So it seems.
  • Jij mag het zeggen. – Your choice.
  • Het valt mee. – It’s easier than I expected. / It’s not bad.
  • Het valt tegen. – It’s more difficult than / not as good as I expected.
  • Dat geeft niet. – It does not matter (in response to an apology).
  • Dat maakt niet uit. – That makes no difference.
  • Dat heeft er niets mee te maken. – That has nothing to do with it.
  • Dat slaat nergens op. – What’s that got to do with anything.
  • Wat is er? – What’s the matter?
  • Wat is er aan de hand? – What’s wrong?
  • Geen wonder! – No wonder.
  • En terecht! – Rightly so.
  • Ga door! – Go on./ Continue!
  • Ga je gang! – Go ahead!
  • Dat spreekt voor zich. – That goes without saying.
  • Nooit van gehoord. – Never heard of it.
  • Wat raar! – How odd/strange.
  • Petje af! – I take my hat off to you.
  • Goed gedaan! – Well done!

Random Useful Phrases

Pronounciation: http://vocaroo.com/i/s0L3LFdEL4w9

  • Is het heel dringend? – Is it urgent?
  • Ik ben zo benieuwd. –  I am curious / I wonder
  • Ik ben benieuwd of ___- I wonder if___
  • Dat zal ik doen. – I will do that.
  • Ik zit momenteel in de file.  – I am sitting at the moment. in a traffic jam
  • Waar zal ik wachten? Binnen of buiten? – Where should I wait? Inside or outside?
  • Ik heb de krant nog niet uit. – I haven’t finished reading the newspaper.
  • Ik heb geen geld bij me. – I don’t have money with me.
  • Zullen wij pauzeren? Should we take a break?
  • Wat spreken we af? – What shall we agree to do?
  • Waar zullen we afspreken? – Where shall we meet?
  • Hoe laat spreken we af? – What time should we arrange to meet?

Random Useful Phrases

Pronounciation: http://vocaroo.com/i/s1W7Mc7uv0zs

  • Really? – Echt waar?
  • Unbelievable! – Het is niet te geloven.
  • That works out well! – Dat komt goed uit!
  • Not again! – Niet weer!
  • Doing nothing. – Niets aan te doen.
  • Wish it was true! – Was het maar waar!
  • I have too much to do now. – Ik heb op dit moment te veel te doen.
  • I would prefer some other time – Ik zou liever een andere keer willen.
  • Forget it! – Vergeet het maar!
  • No way! – Geen denken aan!
  • That’s enough. – Zo is het genoeg.
  • Our tastes are very different. – Onze smaken zij zeer verschillend.
  • We have different tastes in music. – We hebben niet dezelfde smaak wat betreft muziek.
  • I can’t hear anything. –  Ik hoor niets.
  • Say cheese! – En nu even lachen!
  • How do you feel today? – Hoe voelt u zich vandaag? (formal, polite)